In reflectie op inclusief basisonderwijs: Larry

Naar aanleiding van de uitspraak voor inclusief basisonderwijs reflecteren we met betrokkenen uit het onderwijsveld. De kwestie is gelezen door Larry, die vanuit zijn ervaring in het onderwijs deze reflectie schreef. Om ook de samenleving te betrekken bij de kwestie, vraagt het Lab hem welke kansen hij ziet in de uitspraak en de aanbevelingen voor het basisonderwijs van toekomstige generaties.

“De eerste kans die mij aanspreekt in de uitspraak is om docenten toekomstproof om te scholen. Het is net als een andere techniek die nu en straks nodig is om de auto’s van deze tijd te maken. Die worden nu ook niet meer gemaakt zoals 20 jaar terug. Nu willen we meer inclusiviteit, dan moeten we dat ook aan gaan bieden. Als we de lat hoger willen leggen, dan is het nodig dat we ons nu klaarstomen voor de toekomst. Zoals beschreven in aanbeveling nummer acht: neem de inclusieve principes op in de PABO en bijscholing. Want het is heel erg mooi om het te bedenken, maar de juiste tools krijgen om dat op de juiste manier te kunnen gaan doen is het tweede. Nu wordt er over het algemeen klassiek les gegeven op de PABO, daarnaast wordt er te langzaam met de tijd meegegaan. Om de inclusiviteit te kunnen waarborgen moeten de leraren weten hoe ze met hun rol en positie om moeten gaan. Het opleidingstraject is gedateerd en niet praktisch genoeg. De inhoudelijke curricula moet meegaan met de tijd voor de aankomende tien jaar. De nieuwe leerkrachten op de PABO moeten op de juiste manier klaargestoomd worden. Dat zie ik als de meest belangrijke kans: dat we curriculum voor de inclusieve toekomst nu alvast ontwikkelen.

Diversiteit en inclusiviteit in het onderwijs betekent voor iedereen de beschikbaarheid tot kennis om zich verder te ontwikkelen. Het onderwijs in Nederland is echter onbewust nog verdeeld. Waar een kind niets zou moeten uitmaken uit welke klasse hij/zij komt, is dit wel te merken tijdens zijn/haar schoolperiode. Als we school als platform kunnen laten dienen waar iedereen gelijke kansen heeft, dan is het nodig om voor iedereen de juiste diverse (kwaliteit en hoeveelheid) coaching en ondersteuning beschikbaar te stellen. Dat betekent dat er dan echt eerlijke kansen en beschikbaarheid is om de leerlingen in competenties te ontwikkelen. Het eerste dat daarvoor op de schop zou moeten is de opleidingen voor het PABO onderwijs. Nu is dan de tijd voor het toekomstproof maken van de inhoud voor de kinderen van de toekomst. Ook hier zie ik het als juist heel erg waardevol om diverse werkstijlen te leren, oefenend op diverse plekken met diverse sociale klassen.

Soms is het doel ver te zoeken; uiteindelijk gaat het om vlieguren te maken om goed je werk te kunnen doen in de klas. Daarom is er een norm nodig zoals bijvoorbeeld 10.000 uren voordat we een leerkracht worden in de klas. Als we kwaliteit in het onderwijs willen aanbieden dan moeten we vlieguren maken als docenten. Dan is het van belang dat we innoveren voor de aankomende jaren. Plus veel meer vlieguren te maken als docenten. De vaardigheden op de werkvloer van docenten heeft meer aandacht nodig. Als voorbeeld is er in Amsterdam Zuidoost veel criminaliteit, door omstandigheden van de school voelen de leerlingen zich toch in staat om zich verder te ontwikkelen. Relatie, autonomie en competentie ondersteund de pedagogische behoeften om motivatie en ontwikkeling te kunnen waarborgen. Een school zorgt dan voor een goed pedagogisch klimaat. Deze school heeft het op de goede manier gedaan, want die kinderen gaan gemotiveerd naar school. De leraren hebben een andere manier van naar het onderwijs kijken waardoor ze verschil maakten door er te zijn voor de leerlingen. De intrinsieke motivatie van leerlingen met de juiste visie van de schoolhoofd en verbindende docenten kom je een heel eind. Dan kun je de droom van school werkelijk uitdragen, met het kind (van de toekomst).”